Foto-impressies van de Azoren
Vandaag, dinsdag 24 september 2013, laat het weer op São Miguel zich weer eens van zijn grillige kant zien. Nu heb ik dus even tijd om het (langdurige) proces van enkele foto\'s op mijn blog plaatsen in te gaan. Wil je dus alvast een beeldimpressie opdoen, kijk dan gerust op www.petersamuel.blogspot.com
En besef: het zijn (nog) lang niet alle plaatjes. Er komen er steeds meer bij! Enjoy like we do!!!
Oude krater, vuurmeer en fornuismeer
Vandaag, maandag 23 september 2013, was een fraaie, zonnige dag. Als je mooi zicht op kraters wilt hebben, moet je daar gebruik van maken. Was de caldeira van Terceira eerder op onze Azorenreis nog dicht van de dikke mist, vandaag beleefden wij een ander verhaal. Je moet er wat autokilometertjes voor over hebben, dat wel. Ergens halverwege tussen Ribeira Grande aan de noordkust van São Miguel en Lagoa do Fogo (vuurmeer) ligt een waterval, die omgeven wordt door magistraal groene vegetatie, waaronder boomvarens, waar het lauwwarme, ijzerhoudende water in bekkens terecht komt. In het hoogste waterbekken is de watertemperatuur 27 graden Celsius, in het lagere 38 graden C. Naar zwavel ruikende dampen komen tevoorschijn, waardoor ik het idee had een beetje koppijn op te lopen. Dat kon natuurlijk ook een overblijfsel van de zwavelige whisky van de avond tevoren zijn, je weet het niet. Wij mochten bij de entree aan de weg naar binnen voor het respectabele bedrag van twee euro 32. Ik kon het precies uittellen, want ik had de één-euro- centstukken die in Portugal nog gehanteerd worden, opgespaard. Omdat Erna tegen de caissière zei dat ik ‘senior’ (65+) was, mocht zij zelf ook voor de seniorprijs van één euro naar binnen. Die 32 cent bovenop de twee euri was een soort taks (IVA, dat is BTW, geloof ik). Het domein dat wij konden binnentreden, heette Caldeira Velha (oude krater). Van ons bezoek zouden we geen spijt hebben, want het was echt heel mooi. Heel erg veel groen, dat door meer dan voldoende water gevoed werd, en prachtig aangekleed met een wandelpad, enkele houten badhokjes en een puik infocentrum met voorzieningen. We dolden wat met een Portugese medewerker en –werkster van dat centrum, die ons duidelijk maakten dat we er gerust konden baden. Ik gaf aan dat ik dat alleen met een massage wilde, maar dat was niet inbegrepen.
Het blijkt dat deze waterval tot vele touringcar-stops leidt, zonder dat daar parkeerruimte in de smalle weg met haarspeldbochten voor aanwezig is. Personenauto’s kunnen net aan een plekje vinden. Meestal zitten in die autobussen oudjes, die zeker geen bad zullen nemen, alleen maar toekijken (zoals wij ook deden). Tot ons grote genoegen waren wij tijdens ons bezoek een grote groep net voor. Helaas bleek onze auto echter door zo’n bus geblokkeerd. Reis je dus solo, in ieder geval niet met een bustrip, mag je nog geduld betrachten om 48 oudjes de bus uit te laten strompelen, alvorens je het fundamentele recht terug verkrijgt om er met je personenauto van tussen te kunnen gaan. En dan moet je weten dat elke 70-plusser er anderhalf tot twee minuten over doet om zo’n hoge toeringcar te verlaten …
Vervolgens reden we door naar Lagoa do Fogo (vuurmeer). Dit pittoreske kratermeer ligt in de bergen boven Água de Pau, op 610 meter hoogte. Met het mooie weer maakte het kleurenpalet veel indruk: een groenachtig meer, grijze stranden, soms wat lichtere tinten en geelgroene weiden en bossen. Met aan de horizon het blauw van de oceaan. Het terrein rond Lagoa do Fogo is een beschermd vogelgebied. De hoogste top is de Pico da Barrosa op 947 meter. Hierop staan antennes en zendmasten (helaas, ’t is niet anders). We zagen naar beneden enkele wandelaars, die voor hun tocht uren en uren moeten hebben uitgetrokken. Het smalle pad kon ons wandelend niet verleiden om een met de natuur en de vogels te worden. Weet je waarom niet? Antwoord: je moet ook weer terug naar het op hoogte geparkeerde autootje!
Wij spraken een Belgisch echtpaar uit de omgeving van Brussel, dat wij alsnog adviseerden om naar de Caldeira Velha te gaan (ze hadden de ouwe overgeslagen) en dat ons probeerde te verleiden om in Furnas (fornuis?) een ijskoud bad te nemen (had hij gedaan, zij niet). Wij traden dus het dal van Furnas binnen, een al lang gedoofde vulkaankrater, een van de hoogtepunten van São Miguel, waar de stilte over ons heen viel. In ieder geval geen bussen en eigenlijk amper individuele bezoekers, heel weinig in ieder geval. Zo hoort het ook, vind ik.
Het stadje Furnas (1.439 inwoners) is een mengeling van kuuroord en ingeslapen boerendorp, gelegen in een paradijselijk dal. Het vervelende met zulke plaatsjes is dat het lastig is om er weer in de goede richting uit te geraken. Het ondoorzichtige eenrichtingsstratensysteem stuurt de bestuurder van een auto in een cirkeltje in de rondte. Dat overkwam ons in ieder geval, maar niet nadat we toch ook de exotische bomen, de hete bronnen en het meer in onze ooglens hadden opgenomen. De dampende ‘fumarolen’, die hier Caldeiras genoemd worden, bezorgden mij niet meer hoofdpijn dan ik al had. Mark Twain hield er zijn eigen standpunt over op na: “De geur van zwavel is voor een zondaar niet onaangenaam”. Wil je echt van rust en een gezonde omgeving genieten, kun je geen betere bestemming dan Furnas kiezen. Wil je ook nog tegen een balletje slaan? De vlakbij gelegen golfbaan is een van de mooisten van de Azoren. Wij wilden in de namiddag nog een lekker rustig strandje opzoeken. Helaas viel dat niet mee op dit vulkanische eiland, waar de kustlijn vergeven is van de grillige zwarte lavarotsen. Daar staat tegenover dat de op deze kust stukslaande golven een geweldige indruk op ons achterlieten. Daar namen we opnieuw maar weer een drankje op.
O Gato Mia na Cidade
Ons ontbijt om half negen op maandagmorgen achter de kiezen weten we dat Simone en Chris zich op hetzelfde moment elders in hun Hotel Lince (Lynx) voor de thuisreis naar Nederland opmaken. Een Standaarbuitengewoonte. Wij zijn vrijdag a.s. pas aan de beurt volgens onze eigen procedure naar Limmen (NH).
Gisteravond hebben we met ons zessen onze Azorische ontmoeting met de twee ‘jonkies’ gevierd met een uitbundig etentje in Ponta Delgada. Lilian en Wiel reden met ons mee uit het onvolprezen Capelas, waar op zich weinig tot niets te beleven valt. Tautootje voor de Lynx geparkeerd en te voet naar het stadshart van Ponta op zoek naar het in ons reisgidsje vermelde restaurant, dat ik op basis van een goede recensie tegenover de Igreja Matriz wist te duiden. O Gato Mia na Cidade, een naam om te onthouden, eentje om niet te vergeten. Hij stond nog op de luifel van de toegangsdeur naar de eerste verdieping, maar het restaurant was potdicht gesloten. Een kater dus, die zijn naam eer aandeed. Mijn Portugees is niet waterdicht, de betekenis van de restaurantnaam is echter voor het grootste deel iets van De kater in de stad. Wat dat Mia betekent, weet ik niet zo goed. Misschien iets meer dan de helft van het overbekende kattengeluid dat Miauw wordt genoemd.
Op advies van een Portugese collega van onze Limburgse Wiel, ook politieagent, volgden wij toen het spoor naar het huis van de Azoren, Casa Acoreana, alwaar het terras buiten (over)vol was, maar dat binnen ruim plek voor een tafel met zes hongerigen bood. De vriendelijke ober, een ‘localo’ naar eigen zeggen, op het eiland geboren dus, ontving ons met alle geduld en égards. Want voor wij een definitieve keuze maakten, moest hij even in de wacht. Eenmaal opgeschreven bedankte hij ons namens de keukenchef voor het gemak dat wij hem en zijn keukenprins aandeden: vijf maal een schotel met Escolar (een regionale vis) en eenmaal rundvlees voor onze juniore Simone, die liever naar vis duikt dan dat zij deze nuttigt. Vervolgens barstte het eetfestijn los, onder druk gepriet en gepraat. Wiel ontving een nieuw doorkneed gegrild vissenbuikje, want de eerste aanbieding op zijn bord was niet helemaal boven het vuur gehouden. Een vuur overigens, dat wij aardig in het zicht van de half open keuken hadden. Af en toe sloegen de vlammen uit de pan alsof de bombeiros noodzakelijkerwijze moesten worden besteld. Alles ging goed, smaakte opperbest, slechts de bief van Simone dreef haar diepe bord uit, want de gekruide jus vulde haar bord tot de rand, waardoor haar extreme berg frietjes op datzelfde bord als een Pico van São Miguel tot zijn voeten in het vochtige nat stond. Niet echt om alles op te eten, wat zij dus ook niet deed. Wijn, bier, Cuba libre en orangina gingen er echter goed in, net als de toetjes, waarvan mijn Pudim Feijao, een zoete hap van bonen (?) tot smakelijk gelach en klevende tanden leidde. Tot besluit namen de vier senioren naast de koffie nog een likeurtje (de dames) en een wisky’tje (de heren), waarmee een genoeglijke slotavond voor zes tot een einde kwam. Onder leiding van duikgids Chris doken we de nachtelijke krochten en spelonken van het inmiddels vrijwel uitgestorven Ponta Delgada in – we verlieten het restaurant als laatsten van de gasten, echte Hollanders dus. Chris leidde ons door hobbelige steegjes omhoog, door het toegangshek langs het donkere parkje van een kerk naar het uitgangshek (alsof hij zich helemaal voorbereid had op deze stadstour) en voilá … daar stonden we opeens voor het ruimteschip dat de Lince heette, een torenhoge mastodont, waar onze jongere reisgenoten zich voor hun laatste nachtje op vijf hoog ter ruste begaven (of niet, je weet het immers nooit). Ons autootje stond naast dit vasteland-cruiseschip van tien à twaalf à veertien verdiepingen, in het donker moeilijk te tellen, en wij stapten in om in no time naar ons onvolprezen slapende honk Hotel Vale do Novio in Capelas te vluchten. Tevreden konden we in ons bedje duiken, een brevet is daarvoor verder niet nodig. Tot besluit de reeks sms’jes naar de junioren besloten met de wens tot een veilige thuisreis.
(Regen)Rondje Capelas-Ribeira Grande-Lagoa-Ponta Delgada
Regen op de Azoren, dat kun je bedenken, maar als je er bent, wil je dat niet hebben. Op de vroege zondagmorgen van 22 september is het zo ver. Een grauwsluier van hier tot over de bergrug naar het oosten, alsof we terug in eigen land zijn. Met dit verschil, dat de temperatuur héérlijk is, echt waar, zo rond de twintig graden Celsius. Maar ja, wat te doen als het hotel geen echt vrolijke ambiance-uitstraling heeft. Lekker op je kamer zitten na een vroeg en gedegen (wel lekker) ontbijt is ook geen optie. Langdurig in de auto rondtoeren evenmin. Ja, ja, het luxe leven is niet gemakkelijk in z’n keuzes. Toch maar langs de noordkust een stukkie naar het oosten, van verblijfplaats Capelas naar de tweede stad van het eiland Ribeira Grande, de grootste aan de noordkust. Er is niet echt veel te doen, een trio musea (gesloten op zondag) en je kunt een likeurtje proeven (hoeft niet voor ons). Toch maar even een shoppingcenter binnengestapt om het boek van Pedro Pauleta uit de serie Azoreaanse helden op de kop te tikken (om mijn Portugees thuis op te halen). Wie weet, slaag ik er in om PP (hier in de betekenis van plagiaat plegende) een verhaal over deze voetballer ten behoeve van voetbaltijdschrift ‘Hard gras’ te produceren.
Van Ribeira Grande staken we São Miguel bijna loodrecht zuidwaarts omlaag naar waar de zon zich liet zien. We nestelden ons in Lagoa in Cervejaria/Restaurante Melo Abreu, alwaar de ober, een glaasje droge witte wijn en een Especial-biertje Melo Abreu ons toelachten. Wat ons nog veel meer plezier deed was, onder het zicht van op de zwarte lavastenen stukslaande hoge Atlantische golven, de soort tapasmaaltijd die wij ons veroorloofden: een bordje met schelpdiertjes in olie en knoflook (Lapas), een bordje met gefrituurde grote garnalen (gamba’s dus) in olie en knoflook, elk een bordje met gezonde groene salade en een flinke portie french fries. Opnieuw genieten, opnieuw nieuwe energie, opnieuw plannen makend voor thuis (om stevig te gaan joggen). Onderwijl werd met regelmaat met onze Hollandse compañeros ge-sms-t om voor ’s avonds in Ponta Delgada, de hoofdstad, af te spreken voor het diner. Voor het stel jongsten, Simone en Chris, zou het immers de laatste avond op de Azoren zijn. Voor mij was het voorlopig de laatste keer dat ik naar Ajax heb gekeken (nu weer 4-0 verloren van PSV, dat is na 4-0 tegen Barcelona een tegenvaller van de laatste orde, waar ik niet goed van word).
Toen wij na een korte wandeling langs de haven van Lagoa (spectaculaire golven) eerst hotelwaarts reden – weer naar de noordkust dus – maakten we een omritje over Ponta Delgada, waar het aan de boulevard zeer gezellig druk, druk, druk oogde. Zo konden we ons een beetje voorbereiden op het retourritje in de namiddag en avond naar de hoofdstad. De afstanden stellen ook op dit grootste eiland gelukkig weinig voor, zodat wij ons na het (regen)rondje voor het droge heenenweertje op onze hotelkamer nog even konden opfrissen. Helemaal te gek is dan op je kamer de laptop inschakelen en het lachende gezicht van mijn (Spaanse) broer skypend op het scherm aan te treffen. Ook hij blijkt alle verslagverhaaltjes op reismee.nl gevolgd te hebben (wat ik heel leuk vind, uiteraard, net als de support van al mijn andere fans), en gelukkig is Juan in staat om hermano Pedro wat op te krikken in zijn frustraties over Ajax, in termen van de competitie is nog lang. Lekker lullen, denk ik dan allitererend, want als je zoals hij (Hans) voor Barcelona bent, heb je ook lekker lullen. Enfin, onze competitie (die van Erna en mij) op de Azoren duurt ook nog een aantal dagen. We zullen dus zeker naar het oosten van ons laatste eiland afreizen, onder meer om Lagoa do Fogo en Lagoa das Furnas aan te doen. Maar voor de leessupporters: daarover later meer.
Pico, een parel onder de Azoreneilanden
Op donderdag 19 september 2013 reist makker Reggy met zijn vrouw Noor naar Indonesië, vol spanning over de lange vliegreis, terwijl wij eindelijk een rustige reisdag realiseren. Op een christelijk (katholiek) tijdstip opstaan, op ons gemak ontbijten en op dat zelfde gemak naar de vlakbij gelegen haven om onze Nissan in te leveren en op de boot van Velas (São Jorge) naar São Roque de Pico (Pico) te stappen. Een overtochtje van vijftig minuten over hemels blauw water, met plotsklaps en kortstondig drie boven het water springende dolfijnen naast het schip. Je hebt amper de tijd om van de verrassing te bekomen, laat staan dat je de (zoog) dieren op de foto kunt schieten. Opeens schoot mij de naam van de tamme dolfijn in een zuidwestelijke Ierse haven (somewhere around Dingle) te binnen. Dat was Funghi, dacht ik, speciaal door de Ierse V.V.V. in dienst genomen om zich wel op de gevoelige plaat te laten vastleggen.
Opnieuw stond een vrolijke Ilha Verde-autoverhuurder ons op te wachten, onze naam in vette zwarte letters op een wit plakkaat, om ons opnieuw een feestelijke Ford Fiësta aan te bieden. Prima auto, niettemin ook hier het ritueel van alle schrammetjes, deukjes en andere ongerechtigheden tot op redelijk detailniveau op papier aankruisen. Van de kleinigheden moeten we het hebben, het heeft kennelijk de functie om extra zuinig met de vierwieler om te gaan. Deze heilige koe – op het eiland Pico staan ook duizenden koeien in de wei – bracht ons in no time naar ons Hotel Caravelas, het grootste gebouw van Madalena do Pico, op zo’n twintig kilometer van São Roque.
Het eiland Pico met zijn gelijknamige berg – de hoogste van heel Portugal – is een van de opwindendste van de archipel. De beklimming naar de top van de vulkaan op 2.351 meter zou je je leven lang niet vergeten, ware hij mogelijk geweest. Daarvoor zijn wij te weinig bergbeklimmers (duurt minstens acht uur) en te kort op het eiland om dit te doen. Toch ontkomen we ook hier niet aan deze reus, zoals hij ons met name op Faial ook al achtervolgde. Pico Alto luidt zijn volledige naam. Het is een berg van unieke, majestueuze schoonheid, van een model zoals kinderen een berg graag tekenen. Hij beslaat eigenlijk het gehele westelijke deel van eiland Pico, met aan zijn voeten brede wijnbouwgebieden die sinds 2004 op de UNESCO-werelderfgoed-lijst staan.
Wij reden ’s middags van Madalena in het noordwesten langs de zuidkust naar Lajes do Pico. In São João lunchten we met gegrilde vis bij een restaurant, waarvan de uitbater via zijn Amerikaanse tongval liet blijken langere tijd in de States te hebben gewoond, maar verkondigde blij te zijn om weer op Pico te wonen. Hij nam ook alle tijd voor zijn gasten, waardoor wij uitgebreid van het zicht op de oceaan met passerende vissersscheepjes konden genieten. Door het hor onder het opengeschoven raam heen verkoelde een heerlijk briesje onze opgelopen temperatuurgevoelens. Het dorpje São João met 423 zielen ligt tussen twee Mistérios. Dit zijn lavavelden die door een vulkaanuitbarsting in 1718 zijn ontstaan en de hele streek begroeven. Er bleef toen nauwelijks een huis staan. De naar het dal vloeiende lavastromen werden door de boeren Mistérios (geheimzinnigheden) genoemd, want zij konden niet verklaren waarom uitgerekend zij de straf van God moesten ondergaan. Inmiddels zijn deze ‘geheimzinnigheden’ onder het groen verdwenen.
Bij Silveira doken we opnieuw naar de kustlijn om bij cowboy John, in aanwezigheid van zijn vrouw, schoonmoeder en nichtje Liliane, en niet te vergeten de vierjarige, nieuwsgierige hond Nikita (vernoemd naar het lied van Elton John) bij zijn kiosk een overheerlijk notenijsje te verorberen. Geen toerist te zien en slechts een handvol eilandbewoners, je houdt het niet voor mogelijk op dit wonderschone eiland met drie plaatsen op zeeniveau – São Roque do Pico, Madalena en Lajes do Pico –, die niet meer zijn dan grote dorpen.
Lajes do Pico aan de zuidkust is de geboorteplaats van ‘whale-watching’ op de Azoren. Vanuit de hele wereld komen liefhebbers hierheen. Zelfs het stadswapen siert zich met een potwalvis. Madalena telt met 2.600 inwoners als de grootste stad (het eiland heeft 14.000 inwoners in totaal) en geldt als de toegangspoort naar Faial. Voor die poort liggen twee rotseilandjes, die respectievelijk ‘Deitado’ (de liggende) en ‘Em Pé’ (de staande) heten. Spreekt men over São Roque do Pico (1.300 inwoners) dan wordt over het algemeen Cais do Pico bedoeld, de meest betekenende goederen- en tweede vissershaven van het eiland. Er is hier zelfs een radiostation: Radio Cais.
Lust om langdurig in de auto te zitten hadden we niet. Dus besloten we om vanuit Lajes do Pico via de weg over het hoogvlaktemidden van het eiland hotelwaarts te keren. Ook al belemmerde het wolkendek – gemiddeld zaten we op 800 tot 1.000 meter hoogte – het uitzicht hier en daar, er deden zich toch adembenemende momenten voor. Vulkaan Pico pal naast je, maar de bovenhelft dik in de wolken, en aan de overkant in stralende zon São Jorge en naarmate we richting Madalena vorderden Faial met het glinsterende Horta duidelijk in beeld, de twee eilanden waar wij ook al zo hadden genoten. Pico is weer anders. Nog mooier? Misschien wel, in ieder geval oogt het rijker dan São Jorge. Op duizend meter hoogte duizelt het van vulkaankegels, weiden met koeien en bossen. Iedere kleur groen die via een schilderspalet te maken is, tovert zich hier in werkelijkheid in beeld.
Morgen, vrijdag, wacht ons na de eerste week een nieuwe, tevens laatste dag op Pico. We zullen zien welk moois ons dan weer te wachten staat, alvorens we in de vroege avond per vliegtuig naar São Miguel, het grootste eiland van de Azoren, vertrekken voor onze slotweek van een reis, die nu al niet meer stuk kan.
NB. Het is nu tegen 18.00 uur in Madalena, bijna een etmaal na Barcelona-Ajax, en ik ken de uitslag nog steeds niet. Ik denk dat ik er onbewust goed aan heb gedaan om me hier afzijdig van te houden, meegaand met de Portugese t.v.-zender, die deze wedstrijd niet uitzond. Laat maar zitten, ik hoor het ooit nog wel eens (of ik wil het niet horen).
Sea and Sardinia
\'Sardinia then. Let it be Sardinia\'.
This is what D. H. Lawrence thought in 1921, during his visit to Sicily. He was staying in Taormina, having fled from England in 1919 after he and his German wife had been accused of being spies. But Sicily somehow seemed to oppress him. The mountains surrounding his accommodation, Fontana Vecchia, gave him claustrofobia. He needed \'room - room for the spirit: and you can have the toppling crags of romance\'.
Which destination should he choose, after the \'peaky confinement of Sicily\'? In his own words: 'There is Girgenti in the South. There is Tunis at hand, and the sulphur spirit and the Greek guarding temples, to make one madder? Never. Neither Syracuse and the madness of its great quarries. Tunis? Africa? Not yet. Not yet. Nor the Arabs, not yet. Naples, Rome, Florence? No good at all. Where then?'.
Lawrence wanted to avoid the sort of \'madness\' he associated with the Greek spirit and with the chaos of Italian art cities. He wasn\'t ready for Africa, but he needed the vastness of desert space. He was looking for a place which was not corrupted by industrialism and civilization. He found it in Sardinia: 'Lovely space about one, and travelling distances - nothing finished, nothing final. It is like liberty itself'.
Wij zijn geen spionnen, worden daar evenmin van beschuldigd. Wij wonen op het eiland Limmen, onderdeel van het Noord-Hollandse vasteland onder de zeespiegel. Wij zoeken ook altijd ruimte en vrijheid. Wij ontmoeten graag vrolijke, lachende mensen, die aandacht voor ons hebben en waar wij onze belangstelling aan kunnen tonen. In zeer bescheiden mate overigens, want wij houden niet van massa(\'s).
\'Sea and Sardinia\' is het verslag van Lawrence\'s reis, een agave edizione. Het verslag van onze trip naar Sardinië is een blogspot-productie van Pietrangeli himself, voorzien van de altijd bijzondere foto\'s (speciaal oog voor kleur en detail) van reis- en levensgezellin Erna. Zo\'n verslag maken vreet tijd, is weleen grootgenoegen om te realiseren. De ongeduldigen onder onze belangstellenden kunnen alvast een voorproefje nemen. Als zij maar onthouden dat er nog vele mooie plaatjes volgen! ...
www.petersamuel.blogspot.com, dé blogspot voor eilandliefhebbers op zoek naar ruimte, romantieken (bourgondische) vrijheid, blijheid
Verleidelijke Sardijnse liefde: \'Benu arrivau!\'
Zijn wij kortgeleden nog echt in het Caribische gebied geweest - naar Cuba - , binnenkort willen wij ons daar weer wanen. Aan de stranden van het Italiaanse Sardinië kan dat. Op een van de oudste stukjes van Europa is dit eiland in de loop van duizenden jaren uitgegroeid tot het ‘andere continent\', omringd door de mooiste stranden van de Middellandse Zee. Wij willen dat ontdekken. Bovendien willen wij zien of de historie en cultuur van Sardinië minder met de zee dan met het binnenland hebben te maken. Wij willen ervaren of de herderstraditie daar nog stilletjes voortleeft. Wij willen uitvissen of het karakter van de Sardijnen door de uitgestrektheid van dit woeste eiland met ruige bergen, groene dalen en onbedorven hoogvlakten zijn vorm heeft gekregen. Een nieuwe ontdekkingsreis is in aantocht ...
Zal Italië onze harten moeiteloos veroveren? Eeuwenoude historie, schilderachtige dorpen, waar het lijkt of we een stap terug in de tijd zetten, smalle steegjes die op verrassende pleintjes uitkomen. En natuurlijk culinaire genoegens. De beste koffie. Pastagerechten die ons het water in de mond doen lopen. Het traditionele ijs. Wijnen van topklasse ...
Sardinië moet een schitterend eiland zijn, nog niet overspoeld door massatoerisme. Vanwege haar geweldige stranden en verrassende baaien wordt het ook wel \'het juweel van de Middellandse Zee\' genoemd. Italiaans? In het binnenland wordt nog altijd Catalaans gesproken, een erfenis van vele eeuwen Spaanse overheersing.
Hoewel overheerser Berlusconi zich zomers aan de Sardijnse ‘Costa Smeralda\' terugtrekt (!), hopen wij hem in het voorjaar niet tegen te komen tussen de drieduizend cactussen in de tuin van zijn villa aan de Costa Smeralda, de Smaragdkust. Wij als eenvoudige inwoners van het dorpje Limmen laten ons daar niet zien. De eer om er - bunga bunga - ontvangen te worden, laten we graag aan Poetin en andere Silviokliekvrienden.
De ‘Costa Smeralda\' ligt aan de mooiste kust van Italië. De lange, vaak ongerepte delen zijn strandjuwelen, die over het hele eiland zijn te vinden. Wij trekken er met een huurautootje op uit voor een eilandrondtoer. Niet alleen om aan het strand te luieren, ook om over grillig gevormde rotsen te klauteren. Bovendien gaan we op zoek naar ‘nuraghi\', raadselachtige kegelvormige bouwwerken uit de bronstijd, die als onderkomens van lokale dorpshoofden dienden. We gaan zeker een aantal van zo\'n zevenduizend van deze reusachtige ‘verdedigingstorens\' traceren. Maar we gaan ook het spoor van de met sagen omgeven grotten zien te vinden. Te voet zullen we door historische stadjes slenteren, mede om aan de haven in een restaurantje van de Sardische keuken te smullen.
Onze rondreis per auto over het eiland zal ons via de luchthaven ‘Olbia\' langs de volgende parels leiden: 1. Nuoro - 2. Orgosolo - 3. Capoterra - 4. Cagliari - 5. Santa Gilla (lagune) - 6. Tharros - 7. Bosa - 8. Alghero - 9. Santa Teresa - 10. Castelsardo - 11. Palau - 12. La Maddalena (eilanden; nationaal park).
Mochten we er de tijd voor hebben, brengen we ook nog con amore een bezoek aan het meest mondaine plaatsje van Sardinië: 13. Porto Cervo.
Laten we de pareltjes eens een voor een onder de loep nemen.
• 1. Nuoro
Hoofdstad van Barbagia (36.800 inw.) aan de voet van de Monte Ortobene. Adembenemende uitzichten. Was halverwege de twintigste eeuw het toneel van gevechten tussen bandieten en de politie. Uitvalsbasis voor tochten naar het binnenland of een uitstapje naar het museum van Nobelprijswinnares Literatuur in 1926 Grazia Deledda.
• 2. Orgosolo
Orgosolo ligt ongeveer 24 kilometer ten zuiden van Nuoro. Hier kunnen we dwalen door kleine, schilderachtige straatjes. Het is bekend van de meer dan honderd murales: politiek getinte muurschilderingen uit de laatste drie decennia van de vorige eeuw. Orgosolo kon daarvoor al bogen op een reputatie van voormalig roversnest. In de centraal gelegen Sardische bergstreek wordt het woord ‘verzet\' al eeuwenlang met een hoofdletter geschreven.
- 3. Capoterra
Capoterra is one of the Sardinian town councils that, in the last 10 years, had one of the highest population increases in the island and a considerable transformation of town planning. Now it is identified by a set of inhabited settlements distributed in three different localities, about five kilometers apart. The first urban site, the oldest one, was developed from a seventeenth-century village and lies at the foot of the hills of Montarbu, Punta Sa Loriga and Mount Arrubiu. The second was started in the early 60s in the coastal strip that runs from Maddalena as far as Cala d\'Orri; the third village took form in 1966, in the lower-hilled area of Sa Birdiera and Pauliara, at the foot of Mount Santa Barbara. An outline of the historical and economical changes that characterized this village since its foundation in 1655 until the present day is planned to be included in the book published by Carlo Delfino from Sassari, with the title 'Capoterra, da baronia feudale a periferia urbana' ('Capoterra, from feudal barony to urban outskirt').
- 4. Cagliari
Hoofdstad van Sardinië met een geheel eigen sfeer. Cagliari wordt gedomineerd door het Castello, een echt kasteel met middeleeuwse torens en muren midden in een gezellige en levendige stad. ‘Rotsachtige stad\' noemden de Puniërs hun stad. Het is een fascinerende mengvorm van een Sardische provinciestad en een Italiaanse metropool (inw. stad 182.000, in agglomeratie 400.000). Heeft de laatste jaren na een aantal stedebouwkundige veranderingen een nieuw zelfbewustzijn gevonden.
- 5. Santa Gilla (lagune)
De kust bij Capoterra en Cagliari bestaat uit een groot gebied van moerassen en meren. De Santa Gilla lagune is een moeras van ruim vierduizend hectare groot met een rijke flora en fauna. Er is ook nog een in werking zijnde zoutvlakte, genaamd Macchiareddu. Het Molentargiusmoeras ten oosten van Cagliari herbergt meer dan 170 verschillende vogelsoorten, waaronder roze flamingo\'s.
- 6. Tharros
Op de zuidpunt van het Sinisschiereiland ligt de grootste en in het verleden belangrijkste Punisch-Romeinse stad van Sardinië. Hier kunnen wij de overblijfselen van de oude Romeinse stad bezichtigen, die over de ‘Capo San Marco\' verspreid liggen. Onder meer zijn huizen, een amfitheater, tempels en een tofet (begraafplaats voor kinderen) te bewonderen.
- 7. Bosa
Bosa (8000 inw.) is anders. Heel bijzondere, gezellige plaats met een mooi historisch centrum met gekleurde huisjes. De inwoners hadden lange tijd geen belangstelling voor de nabijgelegen zee. De Temo, de enig bevaarbare rivier van Sardinië, was hen als waterweg genoeg. Het middeleeuws aandoende stadje ligt - omringd door weilanden, wijngaarden (Malvasia wijn) en olijfbomen - aan de voet van het ‘Malaspina\' kasteel, dat door de Genuese graaf Malaspina bovenop de heuvel is gebouwd.
- 8. Alghero
Misschien wel de aantrekkelijkste stad van Sardinië, ook wel klein Barcelona genoemd. Van alle steden die op Sardinië door de Aragonezen zijn veroverd, is Alghero (39.500 inw.) het meest Spaans gebleven. De flair van dit ‘mini-Barcelona\' trekt talloze toeristen. Alghero dankt zijn naam aan de algen voor de kust.
- 9. Santa Teresa
Het helemaal in het noorden gelegen Santa Teresa di Gallura (4500 inw.) heeft zich tot een vriendelijk oord met een toeristische infrastructuur ontwikkeld. Het profiteert van zijn gunstige ligging; noordelijker kan het niet, winderiger evenmin. Surfers komen hier dan ook graag. Die altijd niet afnemende, om de oren waaiende wind kan je al gauw nerveus maken, wat de plaatselijke bevolking met een knipoog meteen opmerkt. De directe omgeving staat bekend om de vele parels van stranden, idyllische grotten en rotspartijen. Een tocht naar het plaatsje Palau, met van daaruit een oversteek naar de Maddalena eilanden is een aanrader.
- 10. Castelsardo
In de 15e eeuw Castelaragonese geheten, deelt Castelsardo (5500 inw.) zich zelfbewust in bij de categorie ‘romantisch Sardinië\'. De huidige oude stad wordt gemarkeerd door de voormalige wachttorens, en het kasteel ligt van verre zichtbaar op het hoogste punt van de plaats. Met zijn bochtige oude straatjes, fantastische uitkijkpunten en de avontuurlijke vesting prikkelt het de fantasie.
- 11. Palau
In het toeristische centrum van Gallura (3600 inw.), de noordelijkste regio van Sardinië, breekt in de zomer de hel los. De verbindingen met de Maddalena-archipel hebben de regelmaat van een tram, drankjes zijn duur en eigenlijk is er niets te zien. Als je leven in de brouwerij wilt, moet je naar Palau gaan en daar een tijdje blijven.
- 12. La Maddalena
Tussen de Maddalena-archipel en de Costa Smeralda liggen de prachtigste voorbeelden van een grillige kustlijn met schitterende, verscholen baaien. Aeolus, de god van de wind, is Sardinië goed gezind geweest. Windstilte is er een zeldzaamheid. Ook op de La Maddalena-archipel, waar de zeestraat tussen Sardinië en Corsica de winden bundelt, staat vaak een straffe wind. Toen de zeespiegel na de laatste ijstijd steeg, was het gedaan met de geografische eenheid van de huidige eilanden Corsica en Sardinië. De Maddalena-archipel is het overblijfsel van de vroegere verbinding tussen beide eilanden. Op nog geen vijftig vierkante kilometer liggen 23 eilanden en eilandjes, verspreid tussen zeven hoofdeilanden, waarvan de grootste - La Maddalena - de archipel zijn naam heeft gegeven.
- 13. Porto Cervo
Porto Cervo - op de tekentafel ontworpen - ligt als pronkstuk in het hart van de Costa Smeralda. Ten zuiden daarvan ligt Porto Rotondo - ook van de tekentafel - als een soort stiefzusje dat er een beetje buiten valt, maar ernaar verlangt net zo mooi te zijn. Een van de opvallendste bezienswaardigheden in het sprookjesland aan de Smaragdkust is de sneeuwwitte kerk Stella Maris in Porto Cervo. De Marina Porto Cervo is een van de comfortabelste jachthavens in het hele Middellandse Zeegebied. Sommige jachten zijn bijna zo lang als een voetbalveld. Zien en gezien worden doet men in de Piazetta Costa Smeralda, in het bijzonder in Bar Il Portico. Wij gaan wel gewoon in een portiekje staan staren.
Ergens in mei of juni 2013 - in ieder geval buiten het zomerseizoen juli, augustus - gaat het dus hoogstwaarschijnlijk Sardinië worden. Weer een eiland toegevoegd aan onze steeds langer wordende erelijst van eilanden en eilandjes.
‘Wat je op Sardinië vindt, vind je niet in Italië. Wat je in Italië vindt, vind je niet op Sardinië\'. Nou, dat klinkt toch! De jezuïet Francesco Cetti, die al in de 18e eeuw het ‘andere continent\' ontdekte, doelde vooral op de wijnen van Sardinië. En daar hoef je dus geen jezuïet voor te zijn, vinden wij. Als de wijnmakers op Sardinië weten dat je langskomt, wordt het wijnproeven vanzelf een feest. Hierbij ontbreekt het niet aan kaas en pane carasau, het bekende dubbelgebakken brood, dat vanwege zijn perkamenten muziekbladachtige structuur ook wel carta di musica wordt genoemd.
Bene, finalmente gaan wij ook eens een beetje aan ons Italiaans werken!
Trip door Castricums politieke landschap
Uitgerekend in de boekenweek 2013 is het gelukt om mijn \'politieke thriller\' het daglicht te doen zien. Het betreft \'MoeilijkeMan vs. MeijerMans\', een inkijkje van 139 pagina\'s in de duistere handel en wandel van Castricums burgemeester Mans en wethouder Meijer.
Klik op www.dichtbij.nl/noord-kennemerland en alle nadere informatie wordt duidelijk.
Zoals bekend heb ik op mijn blog www.petersamuel.blogspot.com met enige regelmaat over het onderhavige geschil met de gemeente verslag gedaan.
Ik verwacht dat de uitgave in de loop van volgende week (de laatste week van maart 2013) bestelbaar zal zijn via www.kirjaboek.nl Dit is overigens niet als Paastip bedoeld, maar het mag wel zo opgevat worden.
Met Radio/TV-Castricum ben ik in gesprek over een tv-filmpjerond de inhoud van het boek. Als dit lukt en als het zover is, laat ik het weten. Vermoedelijkzijn de gemoederen inCastricums gemeentehuis inmiddels in beweging gekomen. Ik ben benieuwd naar mogelijke reacties. In het begin van 2014 zijn er immers gemeenteraadsverkiezingen, ten aanzien waarvan ik in mijn boek niet mis te verstane stemadviezen heb gegeven.
Leve de democratie, leve de bureaucratie, leve de macht van het \'gezag\'